Verslag Kerkenraad
De Algoede zegene u en allen die u lief zijn.
Als inspiratie kijkt en luistert U naar het fenomenale “ Erbarme dich” uit de Mattheus Passion
www.youtube.com/watch?v=BBeXF_lnj_M
De oversteek, een ontmoeting op weg naar jezelf. Dat was de opdracht die we
meekregen tijdens de dienst in de Schuilkerk, zondag 28 januari jl. Het ging natuurlijk
over het doorvertelde verhaal, maar niet, zoals steeds vanuit dezelfde tekstvorm, het
verhaal waarin je altijd al geloofde en waarmee je Hem loofde en prees. Voorganger
Marloes Meijer uit Wagenberg (Noord-Brabant) geeft er de voorkeur aan die traditie met
actualiteit te verbinden door keuzes in liturgie en prediking.
En dat gebeurde. Resultaat van een ogenschijnlijk gewone daad: de omkering. Hoe was
dat mogelijk? Al luisterend kwam ik de oorzaak op het spoor: wat ik ontdekte was dat
niet -zoals steeds- de liturgie het verhaal draagt; deze keer droeg het verhaal de liturgie.
Een sterk verhaal, dat natuurlijk wel. Jacob aan Jabbok, omgekeerd en weer
overgestoken naar de andere oever.
Het verhaal over zo’n tocht maar dan naar jezelf kwam daarmee glashelder uit de liturgie
tevoorschijn: je eigen reisverhaal over je tocht richting Gods aangezicht en zijn stem. Je
verleden voorbij. Vol met door jouzelf bestemd goeds maar ook met leugens, meestal
bestaande uit zelfbedrog en zelfmisleiding. Echt? Zo’n slecht leven leidde je nou toch
eigenlijk ook weer niet. Moet je eens kijken hoever je met dit alles tot nu toe al gekomen
was!
Niet erg ver, blijkt vervolgens uit deze uit omkering voortkomende ontmoeting van
Jacob. Hij bleef alleen achter op de oever van de Jabbok, de plek waar vandaan anderen
de oversteek al waagden. Op die plek moet hij, met al zijn zelfbedrog dat hem
voortdurend op de hielen zit, in het reine zien te komen. Daar begint de worsteling. Hoe
kom je juist nu aan die zegen, eentje die je werkelijk verder brengt? ‘Jacob, doe iets’,
zegt hij tegen zichzelf. En hij gaat, hij knokt ervoor met wie het ook is, hoelang het ook
duurt, desnoods tot aan de ochtend. Toen, zou je bijna zeggen: ‘ging de dag open als
een gouden roos’. Die dag begint met een eindstreep, de finish. De prijs voor deze strijd
die eindigt in een zege, is de zegen. In die eindstrijd heeft hij zichzelf overwonnen. Je
hoort Jacob luisteren.
Vervolgens keerde de vraag zich om naar ons: waaruit bestond onze worsteling? De
gouden tip hielp: schrijf het maar eens op en leg het neer voor Zijn aangezicht aan de
oever van de rivier. Ik schreef: heel mijn leven heb ik God aan één stuk door geprezen.
Geprezen tot ik er haast bij neerviel. Er gebeurde van alles, behalve dat ik mij gezegend
voelde. Nu zag ik het hopeloze hiervan in. Pas toen ik daarmee ophield, hoorde ik hoe
Hij deze overwinning prees, en mij zegende. Toen stak ik het water weer over en ging
voor de tweede keer van mijn leven naar het doopvont met mijn tekst. Toch moet ik in
al die tijd wel iets vermoed hebben.
Ontmoeting
Een windvlaag, uit het oosten afgereisd,
is geluidloos langs het veld getrokken.
Nog hoorde niemand van die tocht.
De wind heeft zelf geen klank gezocht.
Een boom is stilaan uit zijn kluit gewassen.
Niet lang meer of je merkt hem op.
Waar blijft de wind, hoe voelt de boom zijn kroon?
Daar strijkt de wind neer, rimpelt hem de blaren.
Nu hoor je boom en wind die er niet eerder waren.
Uit die ontmoeting komen beide voort.
Waarheen hij wil daar waait de wind.
De boom? Nog even staat hij stil.
Pim van Mourik
In de leer bij de monnik – deel 3
Iets nieuws is voor ons moderne mensen heel interessant. Vaak denken we dan aan
vooruitgang, stilstand is voor ons achteruitgang. In het monastiek leven is dat anders.
Het kenmerkt zich door onveranderlijkheid een leven lang. Al eeuwen kiezen monniken
voor eenzelfde dagschema met dagelijks terugkerende zeven gebedstijden en vaste
werktijden. In het klooster weet men dat dit niet afstompend werkt maar dat het juist
ruimte schept.
Het vraagt wel ruime tijd om het dagschema in een klooster eigen te maken. Niet
iedereen lukt dit in een klooster. Regelmatig haken monniken af. Maar als het lukt wordt
de monnik een vrij mens. Hoe gaat dat in zijn werk, onveranderlijkheid een leven lang?
Herhaling werkt als een druppel water op een rots. Water dat daarop langere tijd op
dezelfde plek valt, zorgt ervoor dat de rots afslijt. Zo ontstaat er meer ruimte. Zo is het
ook in het klooster. Waar het Benedictus vooral om gaat is te bidden en te werken.
Naast je praktische bezigheden kun je zo ruimte scheppen voor je innerlijk.
Wegen ontstaan doordat ze steeds weer hetzelfde pad bewandelen. Het dagschema, de
gelezen en de gezongen psalmen, gaan hun hele leven met de monniken mee. Ze
komen steeds terug. Dit ritme biedt de monnik houvast. Het is uiterst zinvol om niet
verdwalen op hun weg. Dit is ook een wijze les voor ons.
Bronvermelding: Erik Galle: In de leer bij de monnik.
Bob van der Meulen